- recht
- recht1{{/term}}〈het〉1 [gerechtigheid] justice ⇒ right2 [rechtsregels; rechtsgeleerdheid] law3 [rechtspraak] justice4 [proces] court5 [bevoegdheid, voorrecht] right6 [meervoud] [bevoegdheden behorend bij een stand/positie] rights7 [aanspraak] right ⇒ claim8 [meervoud] [bevoegdheid tot reproductie van een boek/film enz.] (copy)right(s)9 [belasting] duty♦voorbeelden:1 iemand recht doen (wedervaren) • do someone justicerecht doen aan iets • do justice to something〈figuurlijk〉 iemand/iets geen recht doen • be unfair to someone/somethinghet recht handhaven • uphold the law〈figuurlijk〉 het recht aan zijn kant hebben • be in the righthet recht met voeten treden • trample justice underfootin zijn recht zijn/staan • be within one's rights〈figuurlijk〉 met recht • right(ful)lyje kan je met recht afvragen wat … • you may well wonder what …met recht razend zijn • have good reason to be furious2 student (in de) rechten • law studentagrarisch/fiscaal/militair recht • agrarian/fiscal/military lawburgerlijk recht • civil lawhet geschreven recht • written/statute lawhet ongeschreven recht • unwritten/common lawpubliek en privaat recht • public and private lawRomeins recht • Roman lawhet recht in eigen handen nemen • take the law into one's own handsrechten studeren • read/study lawmeester in de rechten • Master of Lawskrachtens recht en gewoonte • by right and customkrachtens/volgens Engels recht • under English lawnaar Nederlands recht • according to Dutch law3 recht doen • give judgementrecht doen in een zaak • decide on a caserecht vorderen/zoeken • demand/seek justice4 in rechte iets afdwingen/eisen/vorderen • enforce/demand something in a court of law5 recht van bestaan hebben • have a right to existhet recht van de sterkste • the law of the jungle〈juridisch〉 recht van voorkeur • right of optionaangeboren en verworven rechten • birthrights and acquired rightsdat is mijn goed recht • that is my righthet volste recht hebben om … • have every right to …zijn graad geeft hem het recht om … • his degree qualifies him to …het recht hebben om zijn kinderen te zien • have access to one's childrenniet het recht hebben iets te doen • have no right to do somethingiemand het recht ontzeggen om … • deny someone the right to …evenveel recht van spreken hebben als de rest • have an equal voice with the restgeen recht van spreken hebben • have no right to speakdoor dat te doen had hij geen recht van spreken meer • by doing that he put himself out of court〈figuurlijk〉 recht van spreken hebben • be entitled to speakiedereen heeft het recht om … • everyone has the right to …op zijn recht(en) staan • insist on one's right(s)〈figuurlijk〉 zijn kwaliteiten komen daar veel beter tot hun recht • he can make far better use of his talents there〈figuurlijk〉 tot zijn recht komen • stand out well 〈jurk, schilderij〉〈figuurlijk〉 iemand/iets (niet) tot zijn recht laten komen • do (no) justice to someone/something〈figuurlijk〉 goed tot zijn recht komen • show up wellvoor zijn recht(en) opkomen • defend one's right(s)6 de rechten van de mens • human rightsde rechten van de vrouw • women's rightsburgerlijke/politieke rechten • civil/political rights7 recht op uitkering • entitlement to a benefitde oudste rechten hebben • have first claimgeen recht hebben op • have no right/claim tozijn rechten laten gelden • exercise one's rightsrecht hebben/geven op iets • have/give the right to something8 de rechten van een boek verkopen • sell the rights to a bookalle rechten voorbehouden • all rights reserved9 vast recht • fixed chargevrij van rechten • free of duties————————recht2{{/term}}I 〈bijvoeglijk naamwoord, bijwoord〉1 [niet gebogen/bochtig; niet scheef/schuin] straight2 [rechtop] straight (up), upright3 [normaal] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 right 〈kant van stof〉; direct 〈evenredigheid〉; 〈bijwoord〉 directly 〈evenredig〉4 [juist] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 right 〈woord, pad〉; 〈bijvoeglijk naamwoord〉 true 〈oorzaak〉5 [met betrekking tot een hoek] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 right♦voorbeelden:1 een rechte lijn trekken • draw a straight lineop het laatste rechte stuk • on the home straightje bord moet je wel recht houden • you must keep your plate straightde auto kwam recht op ons af • the car was coming straight at usiets recht leggen • put something straightrecht op iemand/iets afgaan • go straight for someone/somethingiets recht snijden • cut something (off) straightrecht omhoog/omlaag • straight up/downiemand recht in de ogen kijken • look someone straight in the eyerecht op zijn doel afgaan • go straight for one's goalrecht van lijf en leden • straight-limbedrecht voor zich uitkijken • look/stare straight ahead2 een rechte houding • an upright posturerecht op zijn benen staan • stand up straightrecht zitten/staan • sit/stand up straightrecht overeind • straight up, bolt upright〈figuurlijk〉 het probleem blijft recht overeind staan • the problem remains unsolved3 de rechte zijde van een voorwerp • the right side of an objectrecht evenredig zijn met • be directly proportional to〈breien〉 eerst drie averecht, dan drie recht • first three purl, then three plain4 op het rechte pad zijn/blijven • 〈figuurlijk〉 be on/keep to the straight and narrowhet rechte van iets weten • know the ins and outs of something5 rechte hoek • right angle¶ recht voor de zaak uitkomen • be quite open about the matter〈Algemeen Zuid-Nederlands〉 recht voor de vuist • straightforwardII 〈bijwoord〉1 [formeel] [echt] really2 [precies] straight♦voorbeelden:1 recht gelukkig was hij nooit • he was never really happy2 hangt/zit mijn jurk recht? • is my dress straight?ze reden recht op elkaar in • they collided head-onhij woont recht tegenover mij • he lives straight across from merecht tegenover elkaar • face-to-face
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.